ResearchBlog

Hieronder vindt u blogposts van augustus 2015 en eerder. Blogs van recentere datum staan op LinkedIn Pulse Articles. Bijvoorbeeld:



Onderwijs voor een complexe wereld | 27 augustus 2015
‘Hoe kunnen we het leren in Nederland zo organiseren en faciliteren, dat het talent van de individuele leerling tot bloei komt en dat het leren beter aansluit bij de permanent veranderende omgeving?’ Dat is dit jaar de hoofdvraag van de Nationale Denk Tank, rond hun thema Het leren van de toekomst. Ik zou het mooi vinden als in de Denk Tank ook de bril van de complexiteitswetenschap wordt opgezet.

‘Complex’ komt van ‘plexus’: het Latijnse woord voor vlecht- of netwerk. Bij complexiteit in de vrij letterlijke zin van het woord gaat het dus om onderlinge verwevenheid/verbondenheid van mensen, organisaties en dingen. Dat die verwevenheid groot is en toeneemt, is voor de meeste mensen een grote open deur. Op de camping in Duitsland zetten ze via hun mobiele telefoon de verlichting thuis aan of uit. Niemand kijkt meer op van Google’s slimme trucs om advertenties en informatie bij zoekopdrachten te verbinden aan ons individuele gedrag. En de producten in ons winkelwagentje zijn een complex samenstel van onderdelen en grondstoffen uit alle delen van de wereld.
We leven dus in een samenleving die veel weg heeft van een web waarin steeds meer draadjes gesponnen worden: een interconnected world. Maar we weten eigenlijk nog verrassend weinig van hoe die verwevenheid in elkaar steekt en wat voor consequenties dat heeft voor ons leven. Hoe kan het leren daarbij beter aansluiten? Ik geef twee aspecten in overweging.

1 Besteed vanaf het primair onderwijs aandacht aan Netwerkgeletterdheid
Het aanleren van het besef van interconnectedness, noem het ‘netwerkgeletterdheid’, lijkt mij een belangrijk onderdeel van het leren in de toekomst. Ik chargeer, maar ik denk dat ons onderwijs nog erg gestoeld is op het idee dat je kennis opdoet door dingen en onderwerpen uiteen te rafelen en de onderdeeltjes te bestuderen. Wij leren kinderen om te deconstrueren en zich te richten op de losse onderdelen. Stap-voor-stap analyseren tot op de details; unicausaal redeneren. Dat is niet fout, beslist niet. Alleen: het is een onderwijs dat mensen leert omgaan met een gecompliceerde wereld, met ingewikkelde ketens van vaststaande oorzaken en gevolgen. Het is een onderwijs van methoden, stappenplannen, wizards en protocollen. Daar kun je veel mee: ingewikkelde rekensommen oplossen; grammaticaal juiste taal gebruiken. Maar dit onderwijs schiet te kort in een complexe wereld. Het uiteenrafelen van een complexe wereld in losse onderdelen is weinig zinvol. Je leert een spinnenweb niet kennen door het kapot te maken. Het gaat juist om het geheel en dat is een systeem waarin de onderlinge relaties minstens zo belangrijk zijn als de onderdelen.

Hoog tijd voor een onderwijs met (meer) aandacht voor:
  • Niet alleen systematisch denken (de stapjes naar de oplossing van een rekensom), maar ook systemisch denken (kunnen uitzoomen naar het totaal van onderdelen en hun relaties).

  • Multidisciplinariteit. Maak er geen apart vakje van. Aandacht voor complexiteit is onderwerpgebonden en niet vakgebonden. Het komt terug in Begrijpend Lezen op de basisschool. Maar ook bij projecten en spreekbeurten. En op het VO bij Biologie (bijv. het systeem van organen en bloedvaten), of Maatschappijleer (bijv. het vluchtelingenprobleem), of Aardrijkskunde (het Amazone ecosysteem).

  • Visualisatie van systemen, bijvoorbeeld in de vorm van netwerken, mindmaps e.d.

  • Dynamiek en multicausaliteit. Sommige systemen veranderen in de tijd, zowel qua onderdelen als qua onderlinge relaties. Wat betekent dit voor causale redeneringen die de leerling/student opbouwt?


2 Omgaan met onzekerheid
Wie de interconnected world visualiseert, krijgt al snel een idee van onoverzichtelijkheid. De wirwar van onderlinge draadjes in het ‘spinnenweb’ maakt het lastig, en geregeld zelfs onmogelijk, om zien wat er gebeurt als er ergens aan één draadje getrokken wordt. Onzekerheid in een 'interconnected world'. Screenshot van www.digitalattackmap.comDeze onzekerheid, het gebrek aan voorspelbaarheid, voelt oncomfortabel en als we niet uitkijken dan grijpen we terug op de tools waarmee we de compliceerde wereld zo goed aankunnen: de analyses met vaste oorzaak-gevolgrelaties; de protocollen; de stappenschema’s. Maar in een complexe wereld slaan we daarmee de plank mis. Het leren van kinderen/studenten laten aansluiten bij een omgeving die voortdurend verandert is daarom lastig. Het denken hierover tot nu toe komt niet veel verder dan de redenering dat alles verandert en dat de leerling/student daarom ‘wendbaar (agile) en veerkrachtig (resilient)’ moet zijn. Maar ja, wat is dat dan? Dat lijkt me een ideale Denk Tank vraag..!

Meer weten over de professional in de complexe samenleving? Neem contact op voor training, advies of thinkshop.

Alleen lokaal kwaliteitsnieuws kan de journalistiek redden | 3 juni 2015

Dat is de stelling die 11 juni centraal staat op de Dag van de Lokale Journalistiek in Utrecht. Om te bepalen wat er nou eigenlijk gered moet worden, denk ik dat het goed is om een stap terug te doen en eerst te kijken naar ontwikkelingen in onze samenleving. Vervolgens wordt de vraag: welke rol kan een journalist daarin vervullen?


Digitalisering is één van de ontwikkelingen die de samenleving ingrijpend beïnvloedt. Het is een zichzelf versterkend proces: elke activiteit maakt immers de digitale wereld waardevoller voor u of een ander. In dat proces vervagen grenzen als we neuzen in de Library of Congress, skypen met een Japanner of ons YouTube filmpje bekeken weten door geestverwanten in Spanje. We moeten daarom erg oppassen met de term (hyper)lokaal, want
voor we het weten hanteren we de aloude geografische invulling en beperkt lokale journalistiek zich tot dat wat zich binnen de grenzen van stad of streek afspeelt. Het publiek beweegt zich ondertussen in een virtuele wereld met heel andere grenzen, bijvoorbeeld die van taal of (des)interesse.
Ik denk dat de journalist die in staat is deze virtuele wereld te verbinden aan de lokale biotoop van zijn publiek, spekkoper is. Om deze verbinding te maken zie ik minstens twee rollen voor de journalistiek:

De eerste rol is die van makelaar tussen de burger en de informatie-overvloed
Het feit dat iedereen zelf nieuws en informatie bij elkaar kan scharrelen, wil nog niet zeggen dat men dat dan ook echt doet. Mijn schoonvader zei laatst: ‘Je kunt de gemeenteraadsvergaderingen tegenwoordig op internet volgen. Op zich goed hoor, maar ik kijk niet: saaaaii.’ Beschikbaarheid en een besef van relevantie maken van burgers dus niet automatisch waakhonden en dat maakt journalistieke aanwezigheid rond het raadhuis waardevol. Niet alleen aanwezig in de zin van ‘verslag doen van hetgeen zich voordoet’. Net zoals van een woningmakelaar verwacht de burger immers van een informatiemakelaar een actieve houding. Proactief: met kennis van de dossiers en luisterend naar tips en vragen vanuit zijn publiek. Reactief: uitleggen en betekenis geven.
Hoge complexiteit maakt het moeilijk om te bepalen wat met wat verknoopt is (Eigen foto)
Dat brengt me bij de tweede rol: die van uitlegger
Dat wordt noodzakelijker omdat het antwoord op de hoe-vraag steeds minder voor de hand ligt. Dat heeft alles te maken met complexiteit in de letterlijke zin van het woord: de steeds toenemende onderlinge verwevenheid van mensen, organisaties en dingen. De netwerken die mede door de digitalisering zijn ontstaan, zijn zo groot en/of zo verknoopt dat we niet meer weten wat er gebeurt als we ergens aan een draadje trekken in de kluwen. Een verkeerd geplaatst vinkje in een Facebookaccount ontaardt in rellen in Haren. Voor de decentralisaties in het sociaal domein onderhouden 393 gemeenten en 6000 zorgaanbieders onderling contact over 120000 verschillende productcodes. Ga er maar aan staan. Van een professioneel uitlegger verwacht het publiek helderheid: laten zien hoe iets in elkaar steekt en waar de draadjes lopen naar de leefwereld of belevingswereld van het publiek. Maar ook durven constateren dat het soms niet precies te achterhalen is hoe de draden met elkaar verweven zijn. En dat politici en beleidsmakers met dezelfde onzekerheid kampen.

Marco van Kerkhoven stelt in zijn bijdrage op De Nieuwe Reporter dat de (lokale) journalist helemaal geen kans maakt om deze rollen naar behoren te vervullen, want ‘er is geen vraag naar een product waarvan niemand weet dat hij er behoefte aan heeft. Zo nemen nieuwsproductie en nieuwsconsumptie geleidelijk af tot het niveau waarop geen enkel verdienmodel meer rendabel is.’ Gelukkig laten dwarsdenkende ondernemers zich daaraan weinig gelegen liggen. Henry Ford en Steve Jobs gingen hen voor.
Ford:“Als ik mensen had gevraagd wat ze wilden, hadden ze gezegd: snellere paarden.” En Jobs: “Vaak weten mensen niet wat ze willen totdat je het hen laat zien.”
En dat maakt de stelling van de Dag van de Lokale Journalistiek voor mij tot een vraagstelling: hoe kunnen we dwarsdenkende journalistieke ondernemers faciliteren zodat ze met hun producten de behoeften bij hun publiek wakker kunnen roepen?

Meer weten over omgaan met complexiteit als journalist? Kijk dan op deze site onder Systemic journalism.

Een leeg landschap biedt kansen | 22 maart 2015
‘Versterk de lokale journalistiek, schaf de regionale omroepen af’, betoogde Alexander Pleijter eind vorig jaar op denieuwereporter. Het belastinggeld dat zij opsouperen, zou efficiënter en effectiever besteed kunnen worden om de journalistiek de Publieke Zaak te laten dienen. En toch…en toch lees ik in het onlangs verschenen dubbelonderzoek van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (Nieuwsvoorziening in de regio 2014) minstens twee kansen voor juist die regionale omroepen.
Kans 1: Het vullen van de inhoudelijke leegte
Onderzoekers Beunders e.a. constateren in hun deel een ‘leegte in het landschap’. Als het gaat om duidende en kritische berichtgeving gericht op gemeentebestuur of publiek belang, dan zoekt de burger vaak vergeefs naar journalistieke media. Deze vorm van journalistiek was traditioneel min of meer voorbehouden aan de private printmedia en juist die hebben het moeilijk. Ik lees hierin een kans voor journalisten: het land ligt braak; wie gaat de piketpaaltjes en bakens zetten? De regionale omroep misschien? Duiding en overzicht: Het dossier van Omroep Flevoland over de financiële problemen rond een Urker school
Kans 2: Het uitbuiten van de digitale voorsprong
Uit het onderzoeksdeel van Landman e.a. blijkt dat het publiek steeds meer internet-georiënteerd raakt. Het braakliggende land ligt dus aan de digitale snelweg. Online is er over de hele linie beduidend minder berichtgeving dan offline. En wát er online aangeboden wordt, is bovendien eenvormig: negen van de tien keer gaat het om een nieuwsbericht of nieuwsverhaal, genres waar duiding en kritiek doorgaans ver te zoeken zijn. Ook qua onderwerp ligt genoeg braak: zeer veel aanbod betreft de categorieën 112-nieuws, cultuur en vrije tijd. Hier liggen kansen voor regionale omroepen, want volgens het onderzoek van Beunders staat bij een aantal onder hen de digitale nieuwsvoorziening al centraal en dat geeft ze een voorsprong op de digitalisering van de traditionele printmedia én op nieuwkomers op het web. Digitale voorsprong: Een mindmap bij de webdocumentaire Oostwaarts! Van RTV Noord
De combinatie van kansen: digitaal duidend en kritisch zijn
Maar waarom springen de omroepen met die goede digitale uitgangspositie niet massaal in het gat dat de dagbladen laten vallen? Dat kan te maken hebben met hun traditionele taakopvatting en gewoonten, zegt Beunders. Dat is blijkbaar niet (louter) een kwestie van te weinig middelen, want de omroepen zijn gericht op de couleur locale en dat maakt ze ‘veelal volgend en zelden initiërend’ (p.19).
Dus wat is er nodig om de kansen te verzilveren?
Ik denk een combinatie van durven en doen enerzijds en kennis en kunde anderzijds. Dat dit niet van de ene op de andere dag verandert, blijkt volgens Beunders uit de recente decentralisaties van rijkstaken naar gemeenten (de nieuwe taken in het sociale domein). Hoewel de ondervraagde wethouders en raadsleden in grote meerderheid vinden dat media een belangrijke rol spelen in de informatievoorziening, vinden media zelf de decentralisaties ‘nog ingewikkelde kost’, die vanwege het verse karakter een politieke invalshoek ontbeert. De verleiding om weer volgend te worden in plaats van initiërend (‘pas als er écht wat aan de knikker is gaan we los’) ligt op de loer. Wie de verleiding wil weerstaan, kan zich in eerste instantie richten op het vergroten van de kennis en kunde op de redactie. Maar (vrij snel) daarna komt het toch neer op durven en doen. Dat dit gaat met vallen en opstaan en wat dit voor moois kan opleveren, hoort u op de komende ROOS dagen bij de workshop ‘Meer en beter nieuws met economische informatie’.
En wie met de 'ingewikkelde kost' van de decentralisaties aan de slag wil, boekt een plek op de trainingsdag van 16 april!

Kantelen zonder kapseizen | 12 december 2014
Kent u Nederland Kantelt al? Jan Rotmans, hoogleraar en activist, presenteerde eind november een nieuw boek en een nieuwe beweging onder die naam. Eén van de zinnen uit het voorafgaande media-offensief die bij mij bleef hangen:
‘We leven niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk’.
Nieuwsgierig geworden keek ik naar de integrale videoregistratie van de startbijeenkomst. Screenshot startbijeenkomst Nederland KanteltHet was in het begin even slikken terwijl ik flashbacks kreeg van Amerikaanse tv-evangelisten, maar Rotmans' verhaal sprak me aan. Ook de wereld van mijn klanten in de journalistiek is in transitie. Wat voornamelijk een goed gevoel opriep is herkenning en erkenning: ik sta niet alleen met mijn vragen over hoe het zo verder moet en of het ook anders zou kunnen. Boeken als Intensieve menshouderij (Peters, 2004) hadden me dat gevoel al eerder gegeven. Maar het zien van een volle zaal met gelijkgestemden deed wel vermoeden dat de onderstromen van onvrede nu misschien aan de oppervlakte gaan komen. Yes, we can ‘kantelen’! En precies op dat punt begint er dan meteen ook iets te knagen. Er komen de laatste jaren best veel onderstromen aan de oppervlakte. NetwerkDemocratie; Compassion for Care; #Onderwijs2032; het is maar een greep uit een veel grotere verzameling. Uit deze bronnen van de onderstromen komt van alles naar boven bruisen en kolken. En op dat bruisende en kolkende water moeten we laveren tussen twee uitersten. Aan de ene kant is het denkbaar dat de bronnen weer snel opdrogen onder de voortdurende druk van de gevestigde systemen. Hebben we genoeg collectief uithoudingsvermogen om na de roes van de vliegende start te blijven volhouden? En aan de andere kant is het even goed voorstelbaar dat alle reuring onze boot niet doet kantelen, maar doet kapseizen. Meer dan ooit kunnen mensen snel en massaal geïnspireerd, gemotiveerd en gemobiliseerd worden. Maar als we allemaal naar bakboord lopen omdat we daar het mooie vergezicht zien, dan helt de boot wel heel erg naar één kant over.
Hebben we genoeg ballast en een goede kiel om kapseizen te voorkomen?
Wie denkt dat ik antwoorden op al die vragen ga geven, komt bedrogen uit. Nou ja, op één ding uit mijn schamele zeilervaring na dan: ik mocht eens mee op een kleine open zeilboot. De schipper was verrukt: nooit voer ze sneller en scherper dan toen. En dat was niet omdat ik de fokkeschoot zo goed vasthield; het was de ballast van mijn gewicht die werd gewaardeerd.

Ook kantelen in de journalistiek? Schrijf dan in voor de trainingsdag 'Verhalen dichtbij de burger -de komende decentralisaties' op 16 januari.

Storylistening | 27 oktober 2014
Actie van zorgverzekeraar Ditzo: zij willen in kaart gaan brengen of er ‘nog wel genoeg zorg zit in de zorg’. Iedereen mag zijn zegje doen en omdat ik nog al eens tweet over de komende decentralisaties, had de social mediaredacteur van Ditzo mij gevonden: 'Wat vind jij van de transities in de jeugdzorg, Paul? Deel je mening op onze pagina en #zorgmee'.
Nou vind ik dit niet zo’n sympathieke vraag. Het meningencircus is al groot genoeg en het doet me denken aan een vraag van NRC een aantal jaren terug: ‘Wat vindt u: zijn er teveel meningen in ons land?’ Op zijn site geeft de verzekeraar een veel sympathiekere vraag, namelijk de vraag naar kennis en ervaringen:
We zijn benieuwd naar wat jij weet en gezien of gelezen hebt. Zodat we er samen achter kunnen komen waar zorg ontbreekt.
Mooi vertrekpunt, want met aangeleverde kennis en ervaringen kan Ditzo veel zinvoller dingen doen dan met een vergaarbak aan meningen. Wat misschien nog belangrijker is: de vraag naar kennis en ervaringen vereist van Ditzo inlevingsvermogen en luistervaardigheid. Wie écht benieuwd is naar het verhaal van de ander, zal zijn eigen agenda en boodschappen aan de kant moeten schuiven. Om vervolgens echt te kunnen horen wat er gezegd wordt. Om daarna door inleving in de situatie van de ander te komen met echt goede vervolgvragen. Kortom, de hype van nu parafraserend: niet storytelling, maar storylistening (een vondst van Mireille Jansma).
Inlevingsvermogen en luistervaardigheid kunnen in onze moderne westerse cultuur wel wat stimulans gebruiken. Martha Nussbaum gaat in haar pamflet Niet voor de winst zelfs nog een stap verder, naar het je kunnen bekommeren om anderen. In ons land zie je die extra stap ook bij bewegingen als Compassion for Care en ook bij wetenschappers als mijn achternicht Margreet van der Cingel.
Nou wilde ik in eerste instantie met Ditzo meedenken over hoe hun nieuwe berg informatie over de complexe ontwikkelingen in de zorg zinvol te inventariseren is. Maar dat is voor een andere keer.
Meer weten over omgaan met complexe onderwerpen? Klik hier.
Systemic Journalism: vertrouwen op het onverwachte | 25 augustus 2014
‘Super discussie met collegae’, tweette hoogleraar Mediastudies Mark Deuze in juni. In een opwelling tweette ik terug: ‘Kun je een vraag formuleren die eruit sprong tijdens die discussie?’ En dat deed Deuze. Nog toffer: hij gaf er drie, waarvan ik nu inga op de tweede:
“How best to educate journalism students for a precarious, uncertain (yet exciting, dynamic) field?”
Deze vraag kent geen makkelijk antwoord, maar het makkelijkste is om alle externe randvoorwaarden, kaders, regelgeving weg te denken. Dus stel… Stel dat je in volledige vrijheid een nieuwe journalistiekopleiding zou mogen bouwen. Dan nog blijft het een onmogelijke taak, want wie van u weet welke kant het op gaat met dat journalistieke werkveld? Welke bestaande onderdelen van de mediasector blijven en welke gaan ten onder? En welke nieuwe experimenten gaan aanslaan? Waar zit de winnende ‘journalist 2.0’? U weet het ook niet, want anders had u die kennis allang gebruikt.
Als we dan toch moeten kiezen (en dat moet; zonder keuzes krijg je geen opleiding) dan zou mijn keuze zijn voor flexibiliteit. Bouw een opleiding die jonge mensen leert beter te ‘vertrouwen op het onverwachte’, zoals hoogleraar Filosofie René ten Bos het noemt (het Financieele Dagblad, 17 juli).
Spannend wordt dan natuurlijk de vraag welke bouwstenen een opleiding met zo’n doel zou moeten bevatten. Ik heb er drie bij elkaar gedroomd:
  • Expliciete aandacht voor complexiteit. Wijlen Leon de Wolff (van het boek De krant was koning uit 2005) zei het prachtig:

‘Diepgang bieden is recht doen aan de complexiteit van een onderwerp’.

Mensen en organisaties zijn steeds meer verweven met elkaar in allerlei netwerken. In die complexe samenleving zijn er daardoor steeds meer ontwikkelingen die zich niet snel laten duiden en van achtergrond laten voorzien. De onvoorspelbaarheid neemt toe. Er is waarschijnlijk geen simpele oorzaak-gevolg relatie meer te vinden, hetgeen journalisten dwingt om meer te gaan denken in scenario’s.

  • (Multidisciplinaire) samenwerking. Journalisten die van mijn gedroomde opleiding komen, beseffen dat ze mensen uit andere disciplines nodig hebben. Niet alleen als bron, maar ook als meedenkers en verschaffers van de frisse perspectieven die broodnodig zijn voor scenario’s. Daarnaast zijn ze niet afkerig van onderlinge samenwerking. Met respect voor ieders individuele belang, dat wel.

  • Publiekgerichtheid. Niet ‘u vraagt, wij draaien’, maar licht werpen op de Publieke Zaak: ‘dit wist ik nog niet, maar het is goed dat ik het nu wel weet’.

Toekomstmuziek of dagdromerij? Voorlopig ga ik uit van het eerste. Voor mijn bouwwerk met de drie bouwstenen heb ik al een naam: Systemic Journalism. En om de toekomst concreet dichterbij te brengen, staat er een trainingsdag in de planning:

U bent welkom!

Van kennis naar kassa?  | 29 juni 2014
‘Super discussie met collegae’, tweette Hoogleraar Mediastudies Mark Deuze eerder deze maand. In een opwelling tweette ik terug: ‘Kun je een vraag formuleren die eruit sprong tijdens die discussie?’ En dat deed Deuze. Nog toffer: hij gaf er drie, waaronder deze:
‘How to make academic knowledge available to a broader audience while maintaining standards and rigour?’
Ik zou antwoorden met de favoriete vraag van mijn 10-jarige zoon: waarom? Waarom wil je als wetenschapper je kennis delen met een groter publiek? Is dat niet bezijden het oorspronkelijke doel van wetenschapsbeoefening?
Nu weet ik zelf ook dat dit wel kort door de bocht is. Zeker na het lezen van de interessante bundel Passie voor de publieke zaak onder redactie van Van Genugten, Honingh & Trommel (2013). Zij beschrijven de druk op (sociale) wetenschappers om hun ‘producten’ te verpakken in handzame, praktisch bruikbare tools, verwijzend naar het mantra van Rutte: Van kennis naar kassa.
Ik zie hier als econoom kansen voor specialisatie van arbeid. Laat de wetenschappers zich concentreren op het vergaren en verrijken van academische kennis. Laat vervolgens praktijkgerichte onderzoekers, bijvoorbeeld bij lectoraten van hogescholen, die kennis praktisch bruikbaar maken voor de samenleving. Zo kan de wetenschapper blijven werken volgens zijn standaarden, terwijl hij indirect toch de publieke zaak kan dienen.

Om dit te bereiken moeten academici en praktijkgerichte onderzoekers werken aan een vruchtbare interactie. Ik zou zeggen: laat de schutting staan, maar kijk af en toe eens bij elkaar in de tuin en maak een praatje. Da’s goed voor de publieke zaak.

Verkeerd verbonden | 29 maart 2014
One down, one to go. Het eerste verkiezingscircus is voorbij en voor 22 mei staan de EU-verkiezingen op de rol. In het eerste circus ging het om democratie dicht bij de burger; straks om democratie ver weg. Of de afstand veel uitmaakt voor de opkomst, betwijfel ik. Tegelijkertijd worden zowel gemeenten als Brussel steeds belangrijker voor het leven van de burger. Je kunt dat uitleggen, ook als journalist, maar het is  moeilijk om daarmee iets te veranderen. Ik moet dan altijd denken aan mijn economiecolleges voor studenten journalistiek. Veel vaker dan ik me realiseerde, had ik het over hoe belangrijk de lesstof wel niet was voor het werk als journalist. Tot een studente een keer opmerkte: ‘u zegt vaak dat dit belangrijk is voor de journalist, maar ik ben niet ‘de’ journalist. Ik ben Alies.’ Ouch.
Laatst las ik Verkeerd verbonden, van Engelfriet & De Regt uit 2006. Over hoe politici denken dat ze de kloof met de burger kunnen dichten door hun oren te laten hangen naar wat die burger vindt en roept. Een beetje zoals ik dacht Alies te kunnen bereiken met hameren op ‘belangrijke’ boodschappen. Maar net zoals de politici was ook ik verkeerd verbonden.
Engelfriet & de Regt roepen media op niet langer mee te doen met het circuleren van meningen, maar in plaats daarvan na verkiezingen verslag te doen van de prestaties van volksvertegenwoordigers.
Minder aandacht voor verkiezingsbeloftes, meer voor regeerresultaten.

Vind ik een mooie oproep, zeker nu. We weten immers allemaal welke onderwerpen er over de verkiezingen zijn heen getild: gaat het lukken met passend onderwijs? Welke effecten gaan de komende decentralisaties (jeugdzorg etc) hebben? Wanneer gaan de verliezen in het grondbedrijf van gemeenten indalen?
Misschien leidt aandacht voor regeerresultaten tot meer verbondenheid van mensen met de politiek. Ondertussen kan ikzelf ook werken aan een betere verbinding met (aankomende) journalisten door minder te slaan op mijn ‘belangrijk’-trommeltje en meer te kijken naar de individuele mens. Bedankt, Alies.


Je gaat het pas doorhebben als je het ziet | 26 januari 2014
‘We zullen het idee achter ons moeten laten dat je het geheel kunt begrijpen als je de delen goed bestudeert. […] We kunnen de complexiteit van de wereld nooit volledig in kaart brengen. Maar als we ons meer richten op de interactie tussen de vele componenten van een systeem is dat al een belangrijke stap vooruit.’
Aldus Neurofysiologe Joke Meijer in weer een mooie ‘Brandende Kwestie’ in het Financieele Dagblad (25 januari).  Ik vertaal dat zo: we moeten loskomen van ons standaard oorzaak-gevolgdenken en meer (beeldend) gaan denken in totaalplaatjes van netwerken. Zo snap ik ook Peters’ uitleg van het verschil tussen complexiteit en gecompliceerdheid*. Het oplossen van een wiskundesom is een voorbeeld van een gecompliceerd systeem. Er is een keten van tussenstappen waarin elke stap logischerwijs volgt op de vorige. De analyse van zo’n ingewikkelde rekensom is gebaat bij een uiteenrafelen van de losse onderdelen, omdat er een traditionele oorzaak-gevolg relatie bestaat tussen die onderdelen.
Maar als je een complex systeem (het onderwijsproces? Jeugdzorg en WMO? ) uiteenrafelt in losse onderdelen dan leidt dat niet tot meer inzicht in de werking, omdat je onderlinge interacties en verbanden vergeet.

Het wordt dus gevaarlijk als mensen complexe systemen gaan bestuderen als waren ze gecompliceerd. Dan krijg je toezichthouders die in control denken te zijn als ze focussen op de losse onderdelen van hun sector. Of scholen die denken dat de kwaliteit van hun onderwijs goed is als ze door de inspectie zijn gekomen.
Volgens mij is de toegenomen complexiteit van allerlei systemen in onze samenleving een ernstig onderschat fenomeen. Die onderschatting heeft tot gevolg (sic!) dat beleidsmakers en beslissers zich te weinig tijd voor reflectie gunnen. Maar misschien komt er een keer ten goede. Donderdag mag ik voor de eerste keer een thinkshop leiden over de vraag naar het totaalplaatje achter het beeld van de journalist als waakhond van de democratie. In de hoop dat we het gaan snappen als we het zien.

* in het profetische boek Intensieve menshouderij (2004).

Woningcorporaties in 2012  | 6 jan 2014

Begin december vorig jaar kwam toezichthouder CFV met een totaalbeeld van de woningcorporaties. Over 2012, wel te verstaan. Het is een hele toer om jaarverslagen van 379 corporaties te consolideren tot een totaaloverzicht. Zoals ik al berichtte via Twitter, is een van de opvallende zaken de omvang van de ‘zeepbel’ van grondwaarden (pag. 42). Het uiteenspatten van de speculatieve zeepbel die gebaseerd was op almaar stijgende grond- en woningprijzen, kwam de sector de afgelopen 4 jaar op een totale afboeking te staan van zo’n € 800.000.000.
U voelt op uw klompen aan dat dit niet bevorderlijk was voor de winst- en verliesrekening van de sector (pag. 29).  Gek genoeg was 2011 daarbij een minder rampzalig jaar dan 2012. Was in het ‘Vestia-jaar’ (met zo’n € 2 miljard extra kosten) het nettoresultaat ruim € 1,9 mrd in de plus, voor 2012 schrijft de sector als totaal een nettoverlies van € 1,4 mrd. Grote boosdoener is volgens het CFV de verhuurdersheffing.
Je zou verwachten dat corporaties door het zware weer goed gaan letten op de uitgaven. De zogenoemde netto bedrijfslasten blijven per verhuurbare eenheid (woning of appartement) stabiel, maar dalen (nog) nauwelijks (pag. 32-33). Ik laat de grafiek van pag. 33 hier even zien, omdat hij zo mooi de relativiteit van het begrip ‘gemiddelde’ toont:
Ik heb ze niet geteld, maar dit moeten 379 puntjes zijn van alle individuele corporaties. Ze zijn ingedeeld naar grootte, want op de horizontale as staat het aantal verhuurbare eenheden. U ziet hoeveel spreiding een gemiddeld cijfer eigenlijk kan ‘verbergen’: er zijn corporaties met bedrijfslasten van bijna € 3000, maar er zijn er ook met zo’n € 500. Ook interessant: ook grote corporaties (rechts in de grafiek) tonen een behoorlijke spreiding in hoogte van hun lasten. Groter is dus niet altijd efficiënter.

  • Heldere uitleg over de winst- en verliesrekening in jaarverslagen vindt u hier.
  • Meer weten over spreiding rondom gemiddelden en het verschil tussen gemiddelde en mediaan? Klik hier.
  • En hier vindt u hoe u van een individuele corporatie de financiële gezondheid kunt inschatten.

Gaan we weer groeien?  |  16 dec 2013

Nu.nl doet wat ik ook vaker zou moeten doen: je publiek helpen met vragenlijstjes over –in dit geval- werkloosheid. Mèt antwoorden, natuurlijk. Vandaag kwam het idee om eens zo’n lijstje te maken over de waarde van de voorspellingen van het Centraal Planbureau (CPB). Zij komen immers morgen om 9.00u met hun Decemberraming.Maar ik had buiten de publiekgerichtheid van het Bureau gerekend. Bij hun veelgestelde vragen-lijstje staan ook ‘vragen over het ramingsproces’. Mèt antwoorden, natuurlijk.
Die antwoorden zijn best wel openhartig: het CPB heeft, net als alle andere economische vorsers, veel moeite met het enigszins juist voorspellen van de economische ontwikkelingen. Als voorbeeld de onzekerheidsmarge bij het voorspellen van het BBP (met groei, krimp en ballonnetjes van mij):
U ziet dat het grijze gebied niet alleen best aanzienlijk is; er bestaat ook een gerede kans dat een voorspelde groei in realiteit een krimp wordt.  Ook de richting van de conjunctuurgolf is dus af en toe lastig te voorspellen. Hoe vaak is ‘af en toe’? In de jaren 1970 – 2005 was een kwart van de voorspellingen uit het jaarlijkse Centraal Economisch Plan voor het volgend jaar helemaal verkeerd qua richting. Dat houdt in dat er in die gevallen een groeiversnelling werd geraamd die feitelijk een groeivertraging werd, of andersom. Daar staat tegenover dat de Prinsjesdag-voorspellingen van de richting van de conjunctuur voor het lopende jaar  nooit geheel onjuist waren.
Advies voor morgen dus: handle with care. Dat staat ook met zoveel woorden morgen in de informatie die u van het CPB krijgt.

Meer over de trefzekerheid van ramingen leest u in hoofdstuk 1 van het boek Economie in het nieuws.


Plofkip – ploforganisatie - plofprof? | 12 dec 2013

Jarenlang heb ik mijn studenten gepusht om maar toch maar vooral ontwikkelingen te analyseren. Pas sinds kort begin ik weer waardering te krijgen voor een fase die daaraan voorafgaat: de inventarisatie. In deze notitie van het Centraal Planbureau, bijvoorbeeld, ben ik het meest getroffen door het beeld van de toename van de omvang organisaties als scholen en ziekenhuizen:
De ontwikkelingen omvatten niet allemaal dezelfde periode, maar verbaas u met mij over bijvoorbeeld de enorme schaalvergroting in het MBO. In hetzelfde rapport lees ik dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling al in 2002 onomwonden stelt dat semipublieke instellingen ‘blindelings aansloten bij een industrieel model van efficiency dat grootschaligheid tot norm heeft verheven, […] Dat daarmee het tegendeel van efficiency wordt bereikt (om maar niet te spreken van het gebrek aan effectiviteit), begint slechts langzaam te dagen.”

 Dat was 2002! Het duurde nog jaren eer dat Amarantis uit elkaar plofte. Over ploffen gesproken: al in 2004 beschreven Peters & Pouw het geloof in efficiencygedreven groei in hun boek Intensieve menshouderij. Oftewel: de overeenkomst tussen een plofkip en een ‘ploforganisatie’ is groter dan u denkt.

En nu maar hopen dat die ploforganisaties geen plofprofs hebben opgeleid: professionals die weliswaar getraind zijn in snelle inzetbaarheid, maar die na een paar jaar ‘uit elkaar ploffen’ wegens gebrek aan dieper liggende kundes als reflectief en analytisch vermogen…

De Jeugd heeft de toekomst. Toch?   | 5 dec 2013

De Algemene Rekenkamer is niet alleen reactief bezig: afgelopen maandag ontving de Tweede Kamer een brief met aandachtspunten voor de nabije toekomst. Het Financieele Dagblad schreef al over de tekorten bij de sociale fondsen (dank voor de tip!), maar het punt van de jeugdwerkloosheid trok mijn aandacht.  Volgens de NOS loopt die in ‘sommige wijken in grote steden’ op tot wel 80%. ‘Zeggen migrantenorganisaties’. Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag welke organisaties dat nou precies waren, maar dit terzijde. Het urgentiegevoel vertaalt zich in extra geld om de jeugd meer toekomst te geven. Uit de brief van de Rekenkamer:

Dit jaar dus € 80 mln extra, waarvan 30 van de EU. En de komende twee jaar een half miljard euro extra (hoeveel is dat per jeugdwerkloze?).
Welk punt maakt de Rekenkamer hierbij? ‘Bij de aanpak van jeugdwerkloosheid zien we dat concrete doelstellingen ontbreken’. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar als ik geld op de plank heb zonder concrete doelen maar met vage wensen dan lijkt het te vervluchtigen. Met minder vaagheid kan de Kamer aan de jongeren laten zien dat hun problemen serieus aangepakt worden.
  • Meer over lokale rekenkamers leest u hier
  • Meer over jeugdwerkloosheidscijfers in de komende ResearchSupport.